De Regenboog

1917

Het is alweer 106 jaar geleden dat de allereerste regenboog, bouwnummer 1, te water werd gelaten. Het ontwerp is afkomstig van dhr. G. de Vries Lentsch Jr. Deze onwerper heeft nog veel meer mooie scheepsontwerpen op zijn naam staan. Waaronder de bekende Pampus, ook een zeer mooi strak openklassen wedstrijdschip. De regenboog heeft haar bestaan eigenlijk te danken aan het feit dat er begin vorige eeuw behoefte ontstond aan een nieuwe eenheidsklasse naast de al bestaande klassen, zoals de twaalfvoetsjollen, de in 1904 ingevoerde A.B.C. klasse en de zes en acht meter klasse. De Koningklijke Verbonden Nederlandsche Watersport Vereniginen schreef een prijsvraag uit. Een aantal Nederlandse werven werd in 1915 verzocht een tekening te maken waarvan uiteindelijk het ontwerp van de Vries Lentsch het meest geschikt werd bevonden. Het was de bedoeling dat het schip een kostprijs zou krijgen van rond de duizend gulden. Dit streven bleek helaas een onmogelijke zaak in verband met de eerste wereldoorlog. Dit ondanks het feit dat was bepaald dat de huid van het schip niet van het dure teak of mahoniehout hoefte te zijn maar bijvoorbeeld van grenenhout. De materiaalkosten waren in die tijd in hoofzaak bepalend voor de prijs. Het arbeidsloon speelde een minder belangrijke rol. Echter, in de loop der jaren veranderde dit en de eerste twintig jaar na de oorlog zijn er praktisch geen regenbogen bijgebouwd omdat de bouwmethode op zich er al een behoorlijke kostbare aangelegenheid van maakten. De kostprijs van de eerste compleet uitgeruste regenboog lag tussen de hfl. 1.700,00 en hfl. 1.900,00. De naam "Regenboog" dankt de klasse aan de oorspronkelijke bedoeling van de  ontwerper de schepen in allerlei verschillende kleuren te schilderen.

Bouwmethode
In de loop der jaren vonden er een aantal veranderingen plaats met betrekking tot de bouwmethode. In hoofdlijnen zijn ze wel hetzelfde gebleven, maar toen bouwden ze de schepen rechtop staand, (zoals op de bovenstaande foto). Nu worden ze op hun kop gebouwd. Vroeger werd bijvoorbeeld de huid aan de spanten gespijkerd. Eerst werd dit vervangen door het klinken met roodkoperen bootnagels, nu door schroeven van de huiddelen aan de spanten.

Met de bouw van de naoorlogse regenbogen deden nog een paar technische wijzigingen hun intrede die onder andere ten doel hadden de ventilatie onder in het schipt te verbeteren, om rot te voorkomen. Ook de zogenaamde mastspoorconstructie, de constructie waar de mast op steunt, werd aangepast, opdat het gewicht van de mast beter over het schip werd verdeeld. De intrede van hechthout (een merknaam voor watervast gelijmd multiplex) heeft tevens een rol gespeeld. Waren de dekken op de oude regenbogen van vurendelen met linnen overspannen. Na de Tweede wereldoorlog werden ze allen van hechthout gemaakt. Dit had als voordeel dat het schip in zijn geheel steviger werd en goedkoper te bouwen. Bovendien scheelt het behoorlijk in de onderhoudskosten. Ook wat betreft het beslag veranderde er het een en ander. Was het in 1917 normaal om beslag van gegalvaniseerd ijzer of brons te hebben, in de loop der jaren werd het steeds moeilijker om dit volgens de reglementen van de klassenorganisatie voor elkaar te krijgen, omdat er steeds minder van dit originele materiaal in de handel was. Op een gegeven moment is dit dan ook vrij gegeven. Tegenwoordig is dit alles van mooi roestvrij staal gemaakt.

Met de komst van epoxy materialen is de bouw en het restaureren van de schepen echt verandert. Werd in het begin alles gespijkerd. Nu gelijmd met epoxylijm. De blanken huiddelen vernist of met andere soorten beschermende middelen ingesmeerd. Nu worden de boten met primer en epoxyharsen geconserveerd waardoor het water niet meer bij het hout kan komen. Dit houd in dat Regenboog 1, bouwjaar 1917 nog wel een paar jaartjes mee kan. Wat dacht u van nog eens 100 jaar.
Familie de Vries Lentsch
Zonder de bijdrage van de beroemde familie De Vries Lentsch is de ontwikkeling van de Nederlandse jachtbouw niet goed denkbaar. Het begint bij Gerard I, oudste zoon van Jan de Vries Lentsch I, die in 1875 te Nieuwendam bij Amsterdam in zijn “vrije” tijd in een schuur achter in de tuin van Molenpad 26, begon met bouwen van loodsvletten en melkschuitjes. Deze voeren met melk, boter en kaas naar Amsterdam. Het bouwen van schepen zat De Vries Lentsch in het bloed. In 1878 kreeg zijn werkgever, Van Meursing, hier kennis van en zei tegen Gerard I: “Of je begint voor jezelf of je werkt voor mij” en bood hem een plek aan achter op zijn eigen terrein dat in de volksmond ”Het Fortland” werd genoemd. Hier stonden in 1572 de fortificaties van de Waterlandse opstandelingen en de Geuzen, die de Amsterdammers en de Spanjaarden tot een smadelijke aftocht hebben gedwongen. Gerard I aanvaardde het aanbod en begon voor zichzelf op “Het Fortland” en noemde dan ook zijn nieuwe werf “Het Fort”.

In 1878 werd zijn eerste zoon Jan II geboren, deze overleed op 14 september 1923 aan een mislukte nieroperatie. Na Jan II kreeg Gerard I nog 4 zonen: Gerard II, Gijs, Klaas en Willem I.

G. de Vries Lentsch Jr. (N.V. Amsterdamsche Scheepswerf) - Amsterdam

Op 23 november 1883 wordt Gerardus de Vries Lentsch jr geboren. Na de Lagere en Ambachtsschool kwam de jonge Gerardus, op voorstel van zijn broer Jan, al gauw op Werf "Het Fort" te Nieuwendam waar zijn vader en broers werkten. Zijn carriére als jachtbouwer en -ontwerper was begonnen. Daar werden de eerste successen geboekt met de zes-meterjachten volgens de oude formule, o.a. de Neerlandia's. In 1917 gingen de broers Gerardus en Willem uit elkaar en begon Gerard voor zichzelf. Hij had intussen de prijsvraag voor het ontwerpen van een nieuwe wedstrijdklasse gewonnen. Het ontwerp werd ingezonden onder het motto "Regenboog", de naam waaronder de thans al 103 jarige klasse nog steeds springlevend is. Regenboog 1 was ook het bouwnummer 1 van de pas opgerichte "Amsterdamse Scheepswerf G. de Vries Lentsch jr."die decennialang de mooiste schepen heeft gebouwd op een landtong aan de Noordelijke IJ-oever. Later nam zijn zoon, ook Gerard, de werf over en werd er Jr. toegevoegd aan de naam. Sinds 1917 verlieten meer dan 2800 schepen de helling tot de liquidatie in 1970.

Er was een enorme variëteit in de vloot die de werf bouwde. Heel veel verschillende materialen werden gebruikt, van hout en staal, tot aluminium en versterkt polyester. En heel veel verschillende schepen gleden van de helling: zeiljachten, motorboten, passagiersschepen, sleepboten, patrouilleboten, sloepen, plezierboten, en zelfs vaartuigen voor de marine. De werf ontwierp zelf boten, maar maakte ook schepen op basis van ontwerpen van andere architecten. Vakmanschap was het adagium. De grote scheepsbouwhal die in 1954 werd gebouwd, bood de mogelijkheid om schepen tot 70 meter binnen te bouwen zonder afhankelijk te zijn van het weer en van vocht. Licht viel naar binnen door 2700 raampjes.

Later werden er nog twee filialen opgericht: Alphen a/d Rijn voor zoon Piet en Vlaardingen voor een andere zoon. De Pampus werd door Gerard III ontworpen en gebouwd in 1934. Willem I heeft nog nooit een potlood vastgehouden. Gijs en Klaas bleven ongetrouwd in de nieuwe ouderlijke woning “De Halve Maen”, Nieuwendammerdijk 204, wonen. Klaas was een boekenwurm en heeft zich nooit met de werf bemoeid. In 1975 sloot “Het Fort” als laatste werf van de vijf voor het laatst haar deuren.

Nadat de Amsterdamse Scheepswerf in 1968 moest stoppen leeft 'de Vries Lentsch' nog steeds voort in twee bedrijven in Amsterdam en De Rijp die zich respectievelijk met het bouwen en ontwerpen van boten bezighouden.

De scheepsbouwhal is het enige gebouw dat is overgebleven van de beroemde werf. De hal is geheel gerenoveerd tot bedrijfsverzamelgebouw en kreeg de naam 'De Groene Draeck 'naar het schip van de koningin. Binnen is de hal totaal vernieuwd en ingericht als kantorencomplex met alle faciliteiten die daarbij horen. Het hele complex is mooi afgewerkt met luxe accenten, zoals marmeren vloeren in de gang. Een voorbeeld van prachtig gerenoveerde industriële bebouwing, een compliment aan de bijzonder fraaie plek.

De Koninklijke Lemsteraak 'De Groene Draeck'
Eén van de door G. de Vries Lentsch Jr. gebouwde schepen is het Koninklijk jacht van HKH Prinses Beatrix, onze beschermvrouwe, 'De Groene Draeck'. Dit jacht, een Lemsteraakjacht, werd haar voor haar 18e verjaardag, toen ze nog kroonprinses was, aangeboden door het Nederlandse volk. Het zeilnummer is dan ook 18. Het schip is vernoemd naar het oorlogsschip 'de Vlieghende Groene Draeck' uit 1623, dat onder andere het vlaggenschip was van Piet Hein, met Maarten Tromp als kapitein. Het huidige jacht bevat een mastschild met houtsnijwerk waarop het originele schip is afgebeeld. Het schip 'De Groene Draeck' liep in 1957 van stapel en is nog steeds in bezit van de koninklijke familie en wordt ook nog veelvuldig gebruikt.


Vader en zoon de Vries Lentsch